Toon Post
Een van onze vaste gasten was Toon Post, een krasse oude
baas die vroeger molenaar was geweest op de watermolen (tegenwoordig
poldermolen genoemd) van de Nieuwlandse polder, even buiten Schiedam. De
molen er niet meer, erg jammer, want het was
een erg fraaie molen. Hij kwam een week na zijn tachtigste verjaardag weer eens
bij ons eind november, 1977. Zoals bekend zijn het lange steile trappen, maar
Toon
klom in één ruk door naar de
stellingzolder, en was niet achter adem. Altijd monter, die man. Deze keer kwam
hij met het verhaal over zijn vader, die ‘s avonds eens bezoek kreeg van een
boer: “ je moet de polder droogmalen vannacht.” “Van jou moet ik niks, het is
geen weer om te malen en het sein is gehesen”. was het antwoord van zijn vader.
Maar even later kwam de voorzitter, met hetzelfde verzoek. Maar het was bar en
boos weer. De voorzitter ging niet aan de kant: “ Er kan gebeuren wat er
gebeurt, maar morgen is de polder droog,
versta je!” Post razend, de smoor erin maar wel naar de molen. Als tie
dan lope mot dan zal hij lope ook. Hij legde vier grote halven, veel te veel
zeil eigenlijk. En karre dat ding in de nacht! Zijn oom even verderop zag het
en dacht, wat jij kan kan ik ook en die liet zijn molen toen ook draaien, maar
met twee schuine. Tegen half een ‘s nachts was de wind weg en begon het te
regenen. Nou, vol legge dus. Maar zijn oom was wijzer en spande de molen uit.
Plotseling kwam d’r een stuk wind en toen, wat anders niet gauw gebeurde,
luisterde hij niet naar de vang. Dus zoonlief Toon moest erbij! Vader (grimmig)
hou jij de ketting vast dan krui ik, en zo werd de molen stukje bij beetje
boven de wind gekrooien. Toen hadden ze ‘m. De molen toen maar aan de ketting
gelegd, zo hard waaide het. Maar de sloten waren leeg!”
Zo had Toon eigenlijk altijd wel wat te vertellen, wij
vonden het gezellig als hij kwam.
Hij vertelde een andere keer over De Drie Korenbloemen, ook
in Schiedam. Daar werkte molenaar Kouwenhoven, die bekend stond als een zeer
voorzichtig en precies molenaar. Hij kwam rond 1900 een keertje
buurten bij Bas,
molenaar op ‘De Vrijheid’. Bas was ook een
ervaren molenaar, maar Kouwenhove ging naast hem staan te praten terwijl Bas
bij de steen stond en zei tegen Bas als de wind wat minderde : ‘zakke Bas’ en
als de wind aantrok : ‘bijhouwe Bas, waarmee hij dus aangaf dat Bas de steen
moest bijstellen. Hij kon het niet nalaten er zich mee te bemoeien tot ergernis
van Bas. ‘Moet ik jou even laten zakken’ (de trap af dus) moet hij gezegd
hebben, wat ik me wel kan voorstellen. Blijkbaar hadden ze toen geen
regulateur, of eentje die niet goed werkte.

We kregen ook zo nu en dan bezoek van twee oude molenaars
uit Groningen, Bakker en Nienhuis. Ze hadden dan een dagje vrij reizen met de
trein, en doel was de geboren Groninger Luitje Noordhof, en ze stapten in
Schiedam uit om ook bij ons te komen kijken, zeer onder de indruk van die grote
molen. Ze kwamen meestal tegen de middag en aten dan bij ons beneden hun
boterhammetjes op. Beiden waren christelijk - ik overigens ook - en ze baden
voor het eten. Een keer had Bakker wel erg veel tijd nodig en ik keek op naar
Nienhuis, wat moet ik hiermee. Het viel wel op dat Bakker zwaar ademde. Ineens
begon Nienhuis te lachen en riep naar Bakker :
“Bist in slaop vall’n Eltjo! Wakker word’n”! Iedere keer dat zij bij ons
kwamen wist Nienhuis dat Bakker weer even fijntjes onder de neus te wrijven.
Zeilvoering
In principe, tenminste dat is mij zo geleerd, voer je zeil
evenwichtig over het gevlucht verdeeld, dus niet twee volle als vier halve ook kan
- tenzij je het zeil heel snel weg wilt kunnen trekken.
Een ietwat onregelmatige zeilvoering als bij drie volle en
een lange halve vind ik vrij normaal, kan soms net iets schelen. Bart Schokker heeft in de omgeving van Hoogeveen gewerkt, en daar was drie halve en een volle ook niet ongebruikelijk. Ik zag in
die tijd ook wel eens een molen met één half zeil draaien, Jan Kies wist me te
vertellen van een molenaar die wel eens met één vol zeil draaide, en ik kende
iemand in het oosten (niet één van de wijzen uit het oosten) die wel eens met
drie volle zeilen (en dus eentje leeg) draaide. Van Bart Schokker (Peize) nam
ik de gewoonte over tussen de middag het
zeil weg te halen van het bovenste end als het buiig weer was. Frans
kende die gewoonte ook. Op zo’n grote molen ben je ver weg als je beneden zit
te eten, vond ik. Vandaar dat ik ook wel doordraaide, tijdens de koffie zeker.
Soms ‘in de grote zak’ zoals Arie Berkhout zei, d.w.z. gewoon op de zolder
laten lopen en dat dan later in de zakken scheppen. Dan had je toch weer iets
meer met de wind gemalen! In Schiedam
vonden ze dat overdreven, maar ze lieten me met dat soort dingen m’n gang gaan. Veel vrijheid!
 |
Bart Schokker op de molen in Peize |
Reacties
Een reactie posten