Blog 13 Meelzakken en Wervershoof

Meelzakken
Februari 1978 De motorsteen begint steeds beter te malen. Hij maalt de zakken voller, ik kan er maar net een kropje op krijgen. Eltjo Bakker, die met Onno Nienhuis wel eens in Schiedam kwam, heeft in de oorlog in Duitsland op een meelfabriek gewerkt, daar leerde hij vouwen van de krop van de zak. Dat moest heel precies, eerst dubbel slaan om te voorkomen dat er rommel in zou komen, en dan in acht plooien vouwen, alle zakken precies op dezelfde manier anders moest het opnieuw. Omdat het meel er meestal maar net inkon, zou een slordig gevouwen kropje van een meelzak eerder losgaan. Wij zijn gewend aan de muldersteek, dat is een mastworp eigenlijk, eventueel met slipsteek om ‘m sneller los te kunnen krijgen. Ze gebruikten op die meelfabriek liever een andere manier van knopen, twee keer tegen elkaar in aantrekken en dan knopen. Theo Steenblock in Spetzerfehn deed dat ook zo, en ik heb zelf ook wel gemerkt dat als je met die manier van knopen net iets vollere zakken nog goed dicht kunt binden. Lastiger los te krijgen, dat wel, hoewel ook daar een slipsteek kan worden gebruikt. De molenaarssteek, op de Molenaarsschool geleerd, werd in Nederland ook lang niet overal toegepast trouwens.
Stampen van zakken, om de inhoud te laten zakken, was uit den boze. Dat mocht ik trouwens bij Piet Snoep of Frans Gunnewick ook niet doen. In Zeeland werden zakken wel eens open weggezet, soms werden er met een bezemsteel gaten ingeprikt. Daar hadden wij in Schiedam geen tijd voor. Omdat er op de maalzolder door de maalstoelen weinig ruimte is voor meelopslag, moest het meel snel naar beneden. Daarvoor hadden we glijgoten. Het nadeel daarvan is, dat het meel in elkaar wordt gestampt. Soms liepen de zakken vast van de ene zolder op de andere, een ronde gang zoals ik wel eens in Duitsland heb gezien is dan wel beter, maar natuurlijk veel lastiger te maken. Vroeger ging het zakgoed zo snel mogelijk een zolder lager, omdat daar veel meer ruimte was, en daarvandaan konden ze het meel aflaten door de luiken. Als je hoort wat voor gigantische hoeveelheden op De Vrijheid in de mouterijtijd zijn verwerkt, zal het nog aanpoten zijn geweest om op de maalzolder wanneer er met drie koppels stenen tegelijk gewerkt werd, het meel naar een zolder lager af te voeren. Er werkte in die tijd een boel personeel op (‘aan’) de molen, dat moest dan ook wel. We hadden wel eens een idee om het meel naar beneden te laten vallen in een menger. Dan koelt het meel wat af, en het is meteen een of twee zolders lager. Maar lang niet elke menger is geschikt om meel goed in te mengen. We kwamen daar toen eigenlijk niet verder in. Iemand als Frans Gunnewick deed dat wel, alles ging in twee mengers, dat werkte wel gemakkelijk vond ik. Niek Boekestijn sr. had het over ‘blauwe plekken’, die wij het meel bezorgden. Wat wij toen ook wel deden was wedstrijdje ver gooien van meelzakken (50 kg), bijv. bij het laden van de vrachtwagen. Achteraf misschien niet verstandig, maar wel leuk. Prachtig gezicht vond ik altijd wel, al die stapels jute zakken op de eerste zolder.

Bols 
10 februari de wind achter de Bols silo. Dat vond de molen nooit prettig. Alles stond te raggen en in de kap te wippen vanwege de vreselijke windbelemmering. De wind was of verdwenen of kwam dan ineens met barstens geweld op de molen af. Het bovenste end ving wind, de andere drie zaten achter de silo. Rampzalig - hoe moest je een zeilvoering bepalen, het ging soms eigenlijk wel wat hard. Hollen en stilstaan, slaande zeilen, niet leuk allemaal. Gelukkig zijn de andere windrichtingen een stuk beter. Als je dan eens in Den Andel komt, of Paesens, of Twielenfleth, of Streefkerk of Neede om maar es wat te noemen. Een windmolen moet eigenlijk alle winden vrij hebben. Maar daar zitten onze klanten niet en zo zijn er wel meer redenen waarom De Vrijheid De Vrijheid is. 

Wervershoof
                                                   (foto Harmannus Noot)
Nog zo’n molen die ‘gruwelijk vlak staat’ (zou Frans G. zeggen) is ‘De Hoop’ in Wervershoof. Na en in navolging van ‘De Vrijheid’ ook voor Echte Bakkers in bedrijf genomen, molenaar Adrie Peereboom. Die had zijn opleiding gehad bij Hogendoorn in Woerden, en Arie Berkhout hielp hem in Wervershoof op weg. Hij was gedreven en deed het blijkbaar goed, want er kwam steeds meer werk. En aantal molenaars, o.a. Jan Tollenaar die later naar Birdaard ging, kwam later bij hem in dienst. Toen ik in februari weer eens bij de fam. Berkhout in Oudorp ging buurten kwam ik ook bij Adrie kijken. Mooi bedrijf, wel een veel kleinere molen dan De Vrijheid (dat kan al gauw natuurlijk). Lastige trappen vond ik, al zul je daar aan wennen. Het gangwerk stootte, dat hoorde je in de steen. De molen kruit enorm zwaar. Volgens Arie Berkhout draaien ze met kunststenen van Reijer Rutgers, waarvan nou eens niet het bindmiddel losgaat. Loper en ligger 3,5 cm arm. De vorige molenaar heeft dat volgens Arie opzettelijk zo gedaan, en ook de maalbalken rond gemaakt, want, zo werd gezegd, “het graan moest rollen”. Het schijnt dat er origineel een pasta over de steen was gesmeerd die de steen eerder moest laten malen en het bindmiddel zou ontzien. Die pasta smeerde echter uit bij het malen waardoor het een dusdanige troep werd, dat de molenaar de rommel er helemaal af moest slaan. De binnenkant (krop) en de buitenkant waren door de vorige molenaar diep gescherpt, het middenstuk bijna niet. Er lag een andere kunststeen open, die er net zo beroerd uitzag als de kunststeen bij ons destijds. Adrie had dus nog veel werk te doen, maar dat is hem wel gelukt dus. Er ligt ook een koppel 16der blauwe stenen. Er is een electrisch aangedreven maalstoel, want al staat de molen goed te wind (‘te wind’ zei Piet Snoep, dus niet ‘op de wind’ , dat is wat anders), als er geen wind is heb je daar ook niks aan. Dat is een ijzeren maalstoel, de motor zit er gelijk bij en volgens Adrie verga je van de herrie, je kunt geen steen horen. Als je aan het malen bent moet je de steen horen zingen en geen andere geluiden horen. De motor wat verder wegzetten zou dan helpen, maar dat kan qua ruimte misschien niet. In Schiedam ergerde ik mij ook wel aan geloei van de motor en vooral de aandrijvingskast. Dan ga je meer met de wind malen was steevast het antwoord van grapjas Rob. Dat was in het Roode Hert goed geregeld, de motor (en dan ook nog een die mooi lopende diesel) stond een heel end bij de maalstoelen vandaan. In navolging daarvan had ik dat later in Feerwerd ook, je hoort niets van de motor als je aan het malen bent. Het Roode Hert en Arie Berkhout komen in de volgende blog aan bod.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Veel wind of geen wind

Blog 9 - Noordhof en Boekestijn

Moderne oude man