Blog 14 - Berkhout
Oudorp
De molen van Oudorp (Alkmaar), het Rode Hert : een geweldig
mooi werkpaard. Eén van de mooiste molens die ik ken. Bijzonder praktisch
ingericht. Maar de molenaar, Arie Berkhout, klaagde begrijpelijk over oprukkende bebouwing, de molen
kon daardoor niet meer zoveel als vroeger. “Het zijn niet allen molenaars die
witte kleren dragen” zei hij wel eens - zelf was het een bijzonder goede
molenaar die de lat voor zichzelf hoog
legde.
Piet was loonmolenaar
(dat was zijn zoon Arie later ook).
De oorspronkelijke molen verbrandde als gevolg van een vuurpijl in 1924.
![]() |
De oude molen met fam. Piet Berkhout |
De huidige molen 'Het Rode Hert', voorheen pelmolen ‘De Witte Klok’ uit de Zaan, heeft Piet Berkhout laten bouwen in 1925, hoger dan de oude molen. In 'De Witte Klok' is ooit een gruwelijk ongeluk gebeurd. Een oud-oom van Piet Groot, Siem Buis, verbleekte toen Piet Groot hem vertelde over 'Het Rode Hert'. Oom Siem was namelijk molenmakersknecht in de Zaan en had de gevolgen gezien van een ongeluk in ‘De Witte Klok’, waarbij een leerjongen door het bovenwiel was vermorzeld. Siem moest het opruimen.
Er werden in 1925 roeden gekocht van de gesloopte windwatermolen van de West-Abtspolder bij Kethel. De roeden waren 26,90 meter, en werden ingekort tot 25 meter. Volgens Piet Groot is daarbij de stelling wat lager aangebracht dan normaal, om de vlucht zo groot mogelijk te houden.. Achteraf, zei Arie, had Arie’s vader financieel gezien beter een motormaalderij neer kunnen zetten, maar hij wilde nou een keer een windmolen.
De molen heeft Dekker-stroomlijn gehad(1942), later een soort van
Bussel. In 1949 kwamen er Ten Have-kleppen, in 1962 met fokken gecombineerd. De Ten Have-kleppen onder invloed van zijn vriend Frans Gunnewick. Hoewel Frans zelf ook een
‘pikeur’ was, zoals maalsteenfabrikant
Reijer Rutgers zei, had Frans een grote bewondering voor Arie. Deze was
ouder en had net meer ervaring met het echte windbedrijf, vond Frans. Anton, de
zo ontzettend jong (18) overleden zoon van Frans, had er zin in om de molen van
Arie over te nemen. Toen Anton overleed als gevolg van een narcosefout voor een
blindedarmoperatie, was Arie ook zwaar getroffen. “Frans heeft zijn zoon
verloren, maar ik mijn opvolger”. Anton was graag bij Arie; even de benen bij
een andere molenaar onder tafel is natuurlijk sowieso goed, en Arie was een
prettige persoonlijkheid als je een beetje naar hem luisterde. Of Anton
misschien toch de zaak van zijn vader had overgenomen, zullen we natuurlijk
nooit weten.
Frans vertelde dat
het ziekenhuis hem en zijn vrouw Mina uitgenodigd had voor een gesprek in
Winterswijk. De verantwoordelijke man zat met dit gebeuren omhoog natuurlijk,
mogelijk was hij ook bang voor een hoge eis tot schadevergoeding. Frans hielp
hem volgens zijn zeggen uit de brand: “
als ik een fout maak, mislukken er een aantal broden. Als u een fout maakt kost
het een mensenleven.” Hij had een schadevergoeding kunnen claimen, maar “ik
krijg er mijn zoon niet mee terug.” Frans kreeg later nog enkele zware klappen.
Na zijn vrouw verloor hij zijn beide dochters, alle drie aan kanker.
Arie was vrijgezel, al had hij wel een tijd een vriendin
met wie hij zou trouwen, zij werd echter ernstig ziek. Daarna “hoefde het voor
hem niet meer”. Gelukkig had hij wel drie van zijn zussen, ook vrijgezel, bij
zich in het ouderlijk huis. Eén van hen, Han,
was eigenlijk ook molenaar en hielp veel mee. Het was wel een gezellige
boel daar. Ik vergeet nooit dat ik een keer met ze mee at tussen de middag -
ineens riep iemand: ‘Duiken!’ En tot mijn opperste verbazing doken de vier
Berkhouten, toch niet zo jong meer, met hun allen onder de tafel. ‘Jij ook!’.
Dus ik ook naar beneden. Wat doen we hier, vroeg ik. ‘Er komt een klant aan en
tussen de middag zijn we dicht.’ Deze
scene herhaalde zich nog twee keer, maar toen kende ik het klappen van de
zweep.
De molen moest veel doen. Toen ik er was ging er toch zo’n
15 ton gerst per week door, voor Timmerman’s veevoederfabriek. "Het gaat gewoon
in de rondte", zei hij dan, "als het goed loopt gebeurt er niks". De vang hield
hem goed. Ik mocht een keertje de gerststeen die aan de motor lag een stukje
scherpen. “Dat doe je niet gek voor een Groninger.” Ik was geen Groninger, ik
kwam vanuit Drenthe naar Schiedam, maar
daarmee kon hij een mooi bruggetje slaan naar een verhaal uit zijn vaders
tijd. Vader Piet had wel eens een knecht in dienst en zo kwam er een molenaar uit
Groningen werken op 'het Rode Hert'. Natuurlijk hoorde scherpen ook bij het werk,
dus hij moest aan de slag. Piet zag het even aan, en zei op een gegeven moment:
‘daar kan je wel boerenkool op malen, veel te diep.” Dat is een gevleugelde
uitspraak geworden van Arie maar ook van Frans, als ergens weer eens een steen
te diep gescherpt was. Berkhout vond het niks, er ontstond wat discussie en hij
liet de knecht zijn gang gaan. Toen de steen klaar was, werd de zaak dicht
gelegd en meteen gemalen. Resultaat: veel te scherp en te griezig meel. Zie je
nou wel, zei Berkhout. En nou neem je de steen weer los en je slaat net zoveel
van de kerf af tot hij op de goede diepte zit.” Dat zal de Groninger in kwestie
geweten hebben.
Er stond een prachtige Ruston dieselmotor. Omdat het vooral
windbedrijf was, vond hij stroom (vaste aansluiting!) te duur. ‘Stomen’ zei
hij; dat heb ik wel meer oude molenaars horen zeggen, een verwijzing naar de
eerste motoren, stoommachines. Als jongen is Arie met een been in het vliegwiel
gekomen, dat is toen afgezien van een paar flinke breuken goed afgelopen.
De molen zat vol
handigheidjes en slimme snufjes, hier kon één persoon veel werk verzetten. De
molen zelf kon dat zeker! Met de wind konden een koppel blauwe(tarwe) , een
gerststeen en een maïssteen worden aangedreven, en met de Ruston een gerststeen
en een maïssteen, totaal dus maar liefst vijf koppels stenen. Apart een
gerststeen en een maïssteen duidt ook op perfectionisme natuurlijk. Als Arie
met de blauwe steen tarwe ging malen deed hij de deur op slot, zulk mooi werk
vond hij dat. In de tijd dat Piet Groot er hielp, eind jaren ‘60, werd er van
alles gemalen waar maar iets aan verdiend werd, bijv. grote partijen graszaad
voor Wessanen. Dat vloog erdoor natuurlijk, maar de molen zag zwart van het
stof. Erg gezond zal dat ook niet geweest zijn, en dat zag Wessanen blijkbaar
wel in, anders (aldus Piet Groot) “hadden ze Arie heus geen gouden horloge
gegeven.”
Arie was een zeer goed stenenscherper, ook niet te beroerd
om ergens te helpen. Altijd nog jammer dat hij toen niet bij ons is geweest,
wel voor advies een paar keer, maar niet om te helpen billen. Hij kreeg een
auto-ongeluk en daardoor ging dat niet door. Later kwam het er niet meer van.
Ik heb nog veel contact met hem gehad, telefonisch, per
brief, en persoonlijk, ook later in Feerwerd. De inrichting in Feerwerd is voor
een deel gekopieerd van deze molen, zoals het verlengen met meelpijpen naar de
eerste zolder, en de constructie van een regulateur. Het bovenkaar ook, waarbij
Han Berkhout me financieel hielp. Het is
Hemelvaartsdag nu ik dit in 2021 opschrijf, en het was ook op
Hemelvaartsdag (1982) dat ik afscheid van hem nam in het ziekenhuis in Alkmaar,
bedenk ik. Hij had kanker en had nog maar kort te leven, maar toch optimistisch
liet hij zien “ kijk Rolf, ik kan één hand (kolenschoppen van handen had hij)
alweer bewegen.” Hij kon ook een heleboel niet namelijk, het is net waar je op
wilt letten.
Reacties
Een reactie posten