Blog 14 - Berkhout

Oudorp

De molen van Oudorp (Alkmaar), het Rode Hert : een geweldig mooi werkpaard. Eén van de mooiste molens die ik ken. Bijzonder praktisch ingericht. Maar de molenaar, Arie Berkhout, klaagde begrijpelijk over oprukkende bebouwing, de molen kon daardoor niet meer zoveel als vroeger. “Het zijn niet allen molenaars die witte kleren dragen” zei hij wel eens - zelf was het een bijzonder goede molenaar die de lat voor zichzelf  hoog legde.

In het Noordhollands molenboek, dat ik van Arie’s zus Han heb gekregen, staat dat bij graafwerkzaamheden in 1949 de funderingen zijn gevonden van een standerdmolen van vóór 1620, en van de daarna gebouwde olie- en later volmolen die ook nog een snuifkapperij kreeg. Die molen verbrandde in 1817.  Toen werd een pelmolen (De Dordtsche Maagd), die oorspronkelijk een zaagmolen was, uit de Zaan gehaald en als 'Het Rode Hert' - ook als pelmolen - in Oudorp weer opgericht. In 1901 werd deze pelmolen omgebouwd tot korenmolen. De eerste eigenaar van de molen had een woning waar zich een hertenkop in de gevel bevond. Daaraan heeft de molen zijn naam te danken, aldus Piet Groot, die in de jaren ‘60 veel bij Arie over de vloer kwam. Het originele naambord van Het Rode Hert staat in een mooie ruimte bij Piet Groot, die het destijds kreeg van Arie. 

 Piet Berkhout, de vader van Arie, kom ik in het Noordhollands archief tegen als meelmolenaarsknecht in Oud Karspel, nog in 1892. Piet’s vader  Arie wordt ook genoemd als meelmolenaarsknecht in Oud Karspel. Opa Arie  is twee keer getrouwd, en had bij zijn eerste vrouw o.a. zoon Jaap mogen ontvangen. Deze werd later molenaar in Egmond. Daar kom ik later in een andere blog nog op terug. Piet werd geboren uit het tweede huwelijk. Opa Arie is al vrij jong overleden in Oud Karspel. Piet komt met zijn moeder, zijn zus en nog een inwonend persoon naar Oudorp in  1902. Piet heeft de Oudorper molen blijkbaar gekocht, misschien meteen in 1902 of later - dat heb ik nog niet ontdekt. Overigens was er ook een Arie Berkhout molenaar op 'De Bleeke Dood' aan de Zaan, een neef.

Piet was loonmolenaar  (dat was zijn zoon Arie later ook).

De oorspronkelijke molen verbrandde als gevolg van een vuurpijl in 1924. 

De oude molen met fam. Piet Berkhout

De huidige molen  'Het Rode Hert', voorheen pelmolen  ‘De Witte Klok’ uit de Zaan, heeft Piet Berkhout laten bouwen in 1925, hoger dan de oude molen. In 'De Witte Klok' is ooit een gruwelijk ongeluk gebeurd. Een oud-oom van Piet Groot, Siem Buis, verbleekte toen Piet Groot hem vertelde over 'Het Rode Hert'. Oom Siem was namelijk  molenmakersknecht in de Zaan en had de gevolgen gezien van een ongeluk in ‘De Witte Klok’, waarbij een leerjongen door het bovenwiel was vermorzeld. Siem moest het opruimen. 

Er werden in 1925  roeden gekocht van de gesloopte windwatermolen van de West-Abtspolder bij  Kethel. De roeden waren 26,90 meter, en werden ingekort tot 25 meter. Volgens Piet Groot is daarbij de stelling wat lager aangebracht dan normaal, om de vlucht zo groot mogelijk te houden.. Achteraf, zei Arie, had Arie’s vader financieel gezien beter een motormaalderij neer kunnen zetten, maar hij wilde nou een keer een windmolen. 

De molen heeft Dekker-stroomlijn gehad(1942), later een soort van Bussel. In 1949 kwamen er Ten Have-kleppen, in 1962  met fokken gecombineerd.  De Ten Have-kleppen onder invloed van zijn vriend Frans Gunnewick. Hoewel Frans zelf ook een ‘pikeur’ was, zoals maalsteenfabrikant  Reijer Rutgers zei, had Frans een grote bewondering voor Arie. Deze was ouder en had net meer ervaring met het echte windbedrijf, vond Frans. Anton, de zo ontzettend jong (18) overleden zoon van Frans, had er zin in om de molen van Arie over te nemen. Toen Anton overleed als gevolg van een narcosefout voor een blindedarmoperatie, was Arie ook zwaar getroffen. “Frans heeft zijn zoon verloren, maar ik mijn opvolger”. Anton was graag bij Arie; even de benen bij een andere molenaar onder tafel is natuurlijk sowieso goed, en Arie was een prettige persoonlijkheid als je een beetje naar hem luisterde. Of Anton misschien toch de zaak van zijn vader had overgenomen, zullen we natuurlijk nooit weten.

 Frans vertelde dat het ziekenhuis hem en zijn vrouw Mina uitgenodigd had voor een gesprek in Winterswijk. De verantwoordelijke man zat met dit gebeuren omhoog natuurlijk, mogelijk was hij ook bang voor een hoge eis tot schadevergoeding. Frans hielp hem volgens zijn  zeggen uit de brand: “ als ik een fout maak, mislukken er een aantal broden. Als u een fout maakt kost het een mensenleven.” Hij had een schadevergoeding kunnen claimen, maar “ik krijg er mijn zoon niet mee terug.” Frans kreeg later nog enkele zware klappen. Na zijn vrouw verloor hij zijn beide dochters, alle drie aan kanker.

Arie was vrijgezel, al had hij wel een tijd een vriendin met wie hij zou trouwen, zij werd echter ernstig ziek. Daarna “hoefde het voor hem niet meer”. Gelukkig had hij wel drie van zijn zussen, ook vrijgezel, bij zich in het ouderlijk huis. Eén van hen, Han,  was eigenlijk ook molenaar en hielp veel mee. Het was wel een gezellige boel daar. Ik vergeet nooit dat ik een keer met ze mee at tussen de middag - ineens riep iemand: ‘Duiken!’ En tot mijn opperste verbazing doken de vier Berkhouten, toch niet zo jong meer, met hun allen onder de tafel. ‘Jij ook!’. Dus ik ook naar beneden. Wat doen we hier, vroeg ik. ‘Er komt een klant aan en tussen de middag zijn we dicht.’  Deze scene herhaalde zich nog twee keer, maar toen kende ik het klappen van de zweep.

Arie takelde zichzelf met het sleepluiwerk omhoog, en menige bezoeker nam hij daarmee in het ooitje. Op een moment dat je de andere kant uitkeek, trok hij zichzelf met het luiwerk een paar meter hoger. Dan begon hij tegen je te praten en hij natuurlijk de grootste lol als mensen hem niet konden vinden.

De molen moest veel doen. Toen ik er was ging er toch zo’n 15 ton gerst per week door, voor Timmerman’s veevoederfabriek. "Het gaat gewoon in de rondte", zei hij dan, "als het goed loopt gebeurt er niks". De vang hield hem goed. Ik mocht een keertje de gerststeen die aan de motor lag een stukje scherpen. “Dat doe je niet gek voor een Groninger.” Ik was geen Groninger, ik kwam   vanuit Drenthe naar Schiedam, maar daarmee kon hij een mooi bruggetje slaan naar een verhaal uit zijn vaders tijd. Vader Piet had wel eens een knecht in dienst en zo kwam er een molenaar uit Groningen werken op 'het Rode Hert'. Natuurlijk hoorde scherpen ook bij het werk, dus hij moest aan de slag. Piet zag het even aan, en zei op een gegeven moment: ‘daar kan je wel boerenkool op malen, veel te diep.” Dat is een gevleugelde uitspraak geworden van Arie maar ook van Frans, als ergens weer eens een steen te diep gescherpt was. Berkhout vond het niks, er ontstond wat discussie en hij liet de knecht zijn gang gaan. Toen de steen klaar was, werd de zaak dicht gelegd en meteen gemalen. Resultaat: veel te scherp en te griezig meel. Zie je nou wel, zei Berkhout. En nou neem je de steen weer los en je slaat net zoveel van de kerf af tot hij op de goede diepte zit.” Dat zal de Groninger in kwestie geweten hebben.

Er stond een prachtige Ruston dieselmotor. Omdat het vooral windbedrijf was, vond hij stroom (vaste aansluiting!) te duur. ‘Stomen’ zei hij; dat heb ik wel meer oude molenaars horen zeggen, een verwijzing naar de eerste motoren, stoommachines. Als jongen is Arie met een been in het vliegwiel gekomen, dat is toen afgezien van een paar flinke breuken goed afgelopen.

 De molen zat vol handigheidjes en slimme snufjes, hier kon één persoon veel werk verzetten. De molen zelf kon dat zeker! Met de wind konden een koppel blauwe(tarwe) , een gerststeen en een maïssteen worden aangedreven, en met de Ruston een gerststeen en een maïssteen, totaal dus maar liefst vijf koppels stenen. Apart een gerststeen en een maïssteen duidt ook op perfectionisme natuurlijk. Als Arie met de blauwe steen tarwe ging malen deed hij de deur op slot, zulk mooi werk vond hij dat. In de tijd dat Piet Groot er hielp, eind jaren ‘60, werd er van alles gemalen waar maar iets aan verdiend werd, bijv. grote partijen graszaad voor Wessanen. Dat vloog erdoor natuurlijk, maar de molen zag zwart van het stof. Erg gezond zal dat ook niet geweest zijn, en dat zag Wessanen blijkbaar wel in, anders (aldus Piet Groot) “hadden ze Arie heus geen gouden horloge gegeven.”

Arie was een zeer goed stenenscherper, ook niet te beroerd om ergens te helpen. Altijd nog jammer dat hij toen niet bij ons is geweest, wel voor advies een paar keer, maar niet om te helpen billen. Hij kreeg een auto-ongeluk en daardoor ging dat niet door. Later kwam het er niet meer van.

Ik heb nog veel contact met hem gehad, telefonisch, per brief, en persoonlijk, ook later in Feerwerd. De inrichting in Feerwerd is voor een deel gekopieerd van deze molen, zoals het verlengen met meelpijpen naar de eerste zolder, en de constructie van een regulateur. Het bovenkaar ook, waarbij Han Berkhout me financieel hielp. Het is  Hemelvaartsdag nu ik dit in 2021 opschrijf, en het was ook op Hemelvaartsdag (1982) dat ik afscheid van hem nam in het ziekenhuis in Alkmaar, bedenk ik. Hij had kanker en had nog maar kort te leven, maar toch optimistisch liet hij zien “ kijk Rolf, ik kan één hand (kolenschoppen van handen had hij) alweer bewegen.” Hij kon ook een heleboel niet namelijk, het is net waar je op wilt letten.


Reacties

Populaire posts van deze blog

Veel wind of geen wind

Blog 9 - Noordhof en Boekestijn

Moderne oude man