Blog 17 Jan Borst 2

 

Jan Borst deel 2


Jaap Berkhout, Egmond

 De molen draaide toen Borst erheen liep. “Ik zag de roeden boven de duintoppen uitkomen, hij liep een mooi gangetje. En toen ik de molen binnen ging, zag ik een man net als ik”. Even groot, even ronde rug, alleen ouder - dat was Jaap Berkhout senior. “Hij was gerst aan het malen, prachtig meel. Ik voelde in het meel. Zeker pas gescherpt, zei ik. Jaap keek me wat eigenaardig aan, maar zei niks. Ik zag rijstemeel, tarwemeel, builmeel, allemaal even mooi gemalen. Al die tijd zei Jaap niets, maar lette  goed op wat ik deed en zei. Ik ging naar boven - korte as, zei ik, goed dat er een stevige beugel op zit. En de regulateurs, er stonden er twee, aan weerskanten, helemaal van ijzer. Die werken goed zei ik. Ja zei Jaap, die heb ik pas laten maken.....Kom je mee, dan gaan we een koppie stik halen (koffie met brood). Jaap vroeg me wat ik zou willen verdienen. Ik stelde  3,50 voor en ik vond mezelf behoorlijk brutaal. Jaap stelde 5 gulden voor en ik was de koning te rijk.”

Jaap heeft er drie jaar met plezier gewerkt. “Wij overlegden alles samen, we waren net broers”. Jaap (een broer van Piet Berkhout, die weer de vader was van Arie) leefde voor zijn vak. Wat zijn gezinsleven betreft heeft hij niet veel geluk gehad: een zoon van hem is doodgeslagen door de molen, natuurlijk tekent je dat, iets ergers is er niet. Bovendien heeft zijn vrouw dat niet kunnen verwerken en werd krankzinnig.

In zijn molen lagen de stenen - alle blauwe - op een halfzolder, zoals in Noord-Holland meer voorkomt. “We besloten een koppeltje van 1m10 te kopen, met stilstaande bolspil. We maakten een riem onder het spoorwiel, net onder de kammen, kruiselings op de schijf van het steentje. We moesten er een nieuwe kerf opzetten en Jaap leerde mij hoe ik dat moest uitrekenen. Het koppeltje liep zo licht, dat hij eerder maalde dan de koekebreker kon koeken breken. We builden veel voor Amsterdam.”

Jaap had tot gewoonte voor zijn tarwemeel vier soorten tarwe te gebruiken: uit Groningen, uit de Wieringerwaard, uit de Eipolder en uit het buitenland. “Daarvan krijg je een goede stand in het meel.” Er was een kleine buil, het meeste moest geschept worden, in pakjes van 10 pond, ongeveer 500 kg bloem in de week. Voor drie bakkers in Egmond maakten ze alles. In de oorlog kwamen er 9000 evacués bij, die ook bloem moesten hebben. Later kochten ze een centrifugaalbuil met klopper, met elevator. Alles op de wind want een motor was er niet.(volgens molendatase was er een elektromotor,maar dit verhaal lijkt in de oorlog te spelen rw).  Weken van zes vrachten (12 ton) was vrij normaal, plus de bakkers. Als het om vijf uur namiddags begon te waaien gingen de zeilen ervoor, tot een uur of elf.

“Een keer was er na een periode van mooi warm weer maar niks geen wind, op zondag wind. Jan wou na de kerk malen, hoewel Jaap het net zo lief niet had. Moet dat nou zei de pastoor. Ja, maar de watermolens draaien hier allemaal en waarom mogen zij wel en wij niet! Ok, na de kerk.

Noordwesterbuien, die zo vlak aan de kust heel snel opkwamen. Jaap was weg, naar zijn vrouw. De ene keer stond de molen met lege, dan met volle, het was wel eens spannend. Toen Jaap terugkwam draaide ik met 4 halven in een bui, met twee koppel stenen. In de bui moestie wel wat doen, want na de bui stondie stil. Er waren stortkaren boven de stenen, dan kon het wel met twee koppel. Op een bepaald moment werd de lucht schoner en ging ruimen, met twee halven en twee stenen kon ik ‘m houden. Toen kwam Jaap - zullen we de derde er bij aandoen? ‘s Avonds met vier volle, en de volgende dag was het stil.”

Het werk liep na de oorlog terug, en er moest iemand weg, degene met een gezin of Jan. “Nou, ik ga wel.” Jan ging naar de Zaan, op de silo’s, maar dat beviel ‘m ondanks een hoger loon slecht. “Ik zag al die molens draaien.” Na drie maand kwam Jaap vragen of hij terug wou komen, maar “ dat wilde ik niet, geen tweede keer.”

Toen ging Jan naar Overijssel, naar molenaar Dissel in Enter. Deze had ook een molen in Rijssen, niet de oliemolen aan de Regge, die stond toen al stil. Dat was loonmalen, voor 0,25 ct per 100 kg.  Een geheel eiken molen, ook de trappen en treden en de zolders. Jan heeft wel eens 4 wagons, is 10 ton, per week met die molen gemalen. Houten as met borstroeden. Er lagen twee paar stenen in de molen, eentje goed en een versleten. 

“Er stond een steen te koop in Doesburg voor 40 gulden, een kunststeen van Rutgers. “Wat een ander wegdoet, zal jij nemen", zei Diene, de vrouw van de mulder, zij deed de zaken. Maar ze vond het goed, zelf opgehaald, zelf gemonteerd, en malen...... de hele molen denderde, schudde op zijn grondvesten. Meteen weer los want dat was mijn eer te na.”

Jan gaf toen wij bij hem waren, ruiterlijk toe dat hij dom was geweest ondanks zijn ervaring. “Ik had niet gekeken hoe de kerven erop stonden. Het bleek, dat ze uit het hart vandaan gescherpt waren, en enorm diep. Daarom hebben ze de steen ook weggedaan, ze konden er niks mee. Alles stond te lood en waterpas, dus het moest in de steen zitten. Ik heb er kerven dwars doorheen geslagen, en zwelggaten. Toen was hobbelen over, en als we het zaad er gul in lieten vallen ging het wel, maar bij weinig inslag bleef hij slecht malen omdat hij veel te diep gescherpt was. Hij was maar 7 cm afmaalbaar, dus je kon hem ook niet met zand afmalen.”

De molen in Enter had wel een stoommachine voor noodgevallen, maar ondanks de hoge investeringskosten van de stoommachine zelf werd deze toch zo weinig mogelijk gebruikt. Jan: “het is wel voorgekomen dat door gebrek aan wind besloten werd om de stoomketel te stoken. We moesten dan om 4 uur opstaan, om rond 8 uur te kunnen malen. Als er dan toch wind kwam, lieten we het vuur gewoon weer uitgaan.” De capaciteit van de molen was al gauw groter, en wind is gratis!

Over tarwe malen met een kunststeen: “met een vaste kunststeen kan dat, ik deed het op de maalderij in Loil ook”. (Jan is na Enter naar Loil gegaan. Hij huurde daar enige tijd de windmolen. Hij kon die molen kopen, maar ze kwamen er niet uit en Jan liet een maalderij bouwen in Loil. Daar komen nu, achter de fraaie gevel, appartementen in.). “Geen kant, hol en heel vloodjes gescherpt. Na het scherpen eerst wat rogge malen, nooit maïs op zo’n steen malen. In Loil stonden er ongeveer 70 kerven op. De zemel is wel iets korter dan een blauwe steen. “ Jan is gewend aan 4-5 cm voorbijligging, zwaai omtrek van de kuip, ligger meer voorbijligging dan de loper - dat deed Piet Snoep in Zeeland ook rw. Tarwe malen kun je niet forceren, kwaliteit gaat voor kwantiteit. Bij Jaap Berkhout was het tarwemeel soms zo ‘dun’ dat hij de hand er meer dan halfweg in kon steken.”

Over Brinkhuis, van wie verhalen in die tijd in ‘De Molenaar’ stonden: “ hij praat over stenen zonder voorbijligging, dat lijkt me onwaarschijnlijk. Die verhalen van zoveel enden en zoveel productie: hij liegt het!"

Net over de grens staat een molen met Bilau, korte roeden. (mogelijk Donsbruggen bij Kleef.) Jan is er eens geweest “hard jagen met botte stenen. Jagers zijn geen mulders, scherpers zijn ‘t.” Die uitspraak heb ik in Feerwerd op een balk geschreven.

Jan Borst is voorzichtig met het geven van oordelen, daarvoor is hij teveel op verschillende molens geweest. Maar wel “molenaars verschuilen zich achter de steen, die heeft het gedaan. En op andere molenaars hebben ze altijd wat aan te merken”.

Nog een mooie uitspraak n a veen molen waar een keer bij een uitschieter van Zuid naar Noordwest de zeilen kapot sloegen: “Als de wind in ‘t Zuiden staat, wees op je hoede als het stil wordt”. Wat sterk doet denken aan de uitspraak van Willem Snoep: “een zuidooster smoker is een noordwester stoker”


Reacties

Populaire posts van deze blog

Veel wind of geen wind

Blog 9 - Noordhof en Boekestijn

Moderne oude man