Blog 23 Roddels en andere waargebeurde verhalen

 

Roddels

De molen was ook een plek van roddels, die ik wel voor een groot deel - nieuwsgierig als ik ben - heb opgeschreven, maar die ik over het algemeen helaas  niet in een blog kan zetten. Veel bezoekers en veel verhalen. Sommige over de Monumentenzorg van die tijd wil ik toch niet onvermeld laten. Even terug in de tijd naar Groningen: Willemien van Wijngaarden in Noorderhoogebrug - de vrouw naar wie de molen genoemd is - had een ijzersterke uitspraak: “zij (de monumentenzorg) het monument, wij de zorg”. Waarmee zij ongeveer gezegd wilde hebben dat de Rijksdienst eisen stelde waar zij slecht mee uit de voeten kon. Dat er wel van alles werd voorgeschreven maar onvoldoende geld ter beschikking gesteld werd, maar ook dat ambtenaren die het voor het zeggen hadden, soms onjuiste oplossingen lieten uitvoeren, waar de molenaar zich dan maar mee moest zien te redden. In de tijd dat Van Wijngaarden in Noorderhoogebrug zat, kwam ik daar wel. Hij leerde mij beginselen van scherpen van een blauwe steen, rond 1972\1973. Van Wijngaarden vertelde, om een voorbeeld te noemen van wat Willemien bedoelde, over een regulateur die naar een tekening van Monumentenzorg werd gebouwd, door een restaurateur die door de Monumentenzorg was aangewezen (tegen de zin van Van Wijngaarden).Toen de molen werd opgeleverd in 1963 en daarbij de regulateur ook draaide, zei de restaurateur tegen Van Wijngaarden “hij draait mooi hè?” “Ja, zei Van Wijngaarden. “Hij draait mooi. Maar hij werkt niet!”. De regulateur werkte namelijk precies de verkeerde kant op. In plaats van te zakken, werd de loper juist gelicht.

Hoe weinig sommige ambtenaren van de Rijksdienst verstand hadden van een werkende molen, bleek ook in Nijeveen, toen de (van oorsprong Duitse) molen daar gerestaureerd in 1977 werd. Ook daar waren restaurateurs aangewezen door de Rijksdienst niet om hun kennis, maar omdat ze goedkoper waren. Eén van de koppels stenen wilde niet malen. De stenen werden een paar keer losgenomen, maar ze kwamen er niet uit. Ten einde raad werd Van de Poll uit Havelte erbij gehaald, een beroepsmolenaar met veel ervaring. Van de Poll had zich al eens kritisch uitgelaten over de restauratie, dus de Rijksdienst had hem er eigenlijk liever niet bij. Ik kwam wel eens bij Van de Poll op de molen, erg aardige en gastvrije mensen en hij kon heel mooi vertellen, vandaar dat ik dit weet. Van de Poll kwam kijken in Nijeveen. Ze probeerden wat graan te malen maar het graan kwam niet onder de steen; het liep zelfs omhoog in het kropgat. “Nou dat weet ik wel", zei de Havelter molenaar, "De stenen draaien de verkeerde kant op.” De ambtenaar en de restaurateur begonnen hem om het hardst uit te lachen. Van de Poll zei dat ze de stenen los moesten nemen en dat ze dan zouden zien dat het stenen waren met een linkse kerf. Mogelijk uit een waterradmolen, standerdmolen of motormaalderij afkomstig. Toen ze de stenen losnamen  kwam het schaamrood op de kaken van de restaurateurs, en moesten ze toegeven dat Van de Poll gelijk had. Dit is in feite geen roddel, want waar gebeurd.

 Terug naar Schiedam en omstreken . In de buurt was een molen gerestaureerd, o.a. nieuwe roebalken. Een niet ervaren, maar goedkopere smid had de roeden gemaakt volgens tekening van de Rijksdienst. De roe was aan de uiteinden even zwaar uitgevoerd als bij de askop (normaal zijn  roeden in de askop aanzienlijk dikker dan aan de einden). Fout zou je zeggen, maar het stond zo op de tekening, dus je kon het de smid eigenlijk niet kwalijk nemen. Het verhaal kwam van een zeer goed ingelichte  vrijwilliger, al kon ik het niet controleren.

Er bestond rivaliteit tussen jonge, vaak goedkoper werkende molenrestaurateurs die het eigenlijk nog moesten leren, en  molenmakers van huis uit als Van der Loo in Kethel. Dat soort  ervaren mensen kwamen wel eens in conflict met ambtenaren van de Rijksdienst, die eigenlijk bepaalden door wie en wat gerestaureerd werd. Wie betaalt, bepaalt. Mensen als Beckers in Bredevoort of Westers die bij Bremer werkte in Adorp, lagen ook vaak overhoop met de Rijksdienst. Maar net als Rembrandt ondermeer door verwaarlozing van contacten met Amsterdamse opdrachtgevers werk verloor aan minder begaafde maar slimmere schilders, delfden sommige molenmakers van de oude stempel het onderspit.

Leen Sprong, die zelf bij Van der Loo had gewerkt, had het over Van der Loo-vangen en andere vangen, waarbij die door Van der Loo gemaakt werden, veel beter werkten volgens hem. Ook iemand als Maarten Hunink in Zuid Beijerland ‘liep weg’ met Van der Loo. Er was een verhaal  over een  molen in de buurt, waar de Rijksdienst een andere molenmaker voorstelde dan Van der Loo - die daar altijd gewerkt had - in te schakelen. Waarop de (veel oudere) beroepsmolenaar de rijksambtenaar voor snotaap moet hebben uitgemaakt, en hem met een riek van het erf heeft gejaagd, hem toeroepend dat hij zelf wel bepaalde welke molenmaker aan zijn molen zou werken. Dat was dus maar de vraag, gelet op de financiering. Bij weer een andere molen zou door de Rijksdienst serieus geadviseerd zijn, toen een luiwiel niet mee bleek te draaien met het aandrijvende wiel van de koningsspil, om ‘de molen dan maar scheef te zetten. Of, nog onnozeler, ‘de kammen aan één kant langer te maken.’ De vraag is dan wel, of dat waar is, dat kan bijna niet zou je zeggen. Wel is verschillende keren voorgekomen, dat men dacht een scheef gezakte molen en de problemen die daaruit voortvloeiden te kunnen oplossen door de kap horizontaal te leggen, wat geen oplossing is.   Er zijn legio verhalen bekend, vooral onder oudere beroepsmolenaars en ervaren molenmakers, van dit soort fouten die gemaakt zijn door de Rijksdienst bij restauraties in de jaren ‘70. Iemand als Van den Hamer (Brouwershaven) kon zich erg kwaad maken over de  ‘achteruitgang van het molenmakersvak’. Natuurlijk moest door de Rijksdienst al doende geleerd worden,  zeker zijn er ook veel fouten gemaakt, ook als je kijkt naar gedaanteverwisselingen van molens in Noordsleen, Weerdinge, Peize e.a. , wegslopen van oude machines, bijgebouwen. - maar er is ook veel tot stand gebracht. In de loop van de tijd is er veel verbeterd, de Rijksdienst en destijds beginnende molenmakersbedrijven hebben door ervaring en technisch en bouwhistorisch  inzicht zich ontwikkeld. Er is nu  over het algemeen meer aandacht voor bouwhistorische details (zoals een uitgebreid historisch rapport van Van Reeuwijk over 'De Rat' in IJlst), al gebeuren er nog steeds gekke dingen. Ook hier geldt, dat heel lang geen molens meer in gebruik zijn geweest en dus ook veel werk voor molenmakers is verdwenen. Dat moest weer worden opgebouwd, net zoals ook jonge molenaars zoals wij kennis en ervaring moesten opbouwen.

Sommige fouten zijn slordigheden en ook ervaren molenmakers ( of molenaars zoals ik) maakten natuurlijk fouten. Zoals die roe die met een kraan horizontaal de askop in werd gestoken - dat kon vroeger niet maar met moderne kranen wel. Alleen als je dan geen keerklossen monteert en vergeet de wiggen aan te slaan - als je dan de molen doordraait valt de roe eruit. In dit geval ging het een poldermolen, er gebeurt niet zoveel dan. Arie Berkhout had in Oudorp geen keerklossen op de roeden, vond hij onnodig, je moet gewoon de wiggen vast hebben. Dat was dan weer volgens anderen ‘onverantwoord’. Een vangtouw strak zetten bij een stilstaande molen vond ver familielid Johannes Wassens verkeerd, net als het niet borgen van een vangtouw bij een draaiende molen. Dat heb ik ook zo overgenomen. Daar denken anderen dan weer anders over, en kun je er een heleboel gediscussieer over krijgen. Ketting strak of niet aan een roe bijvoorbeeld..... De felheid van de discussie verbaast me dan soms wel.

Vaak werden  verhalen natuurlijk wat aangedikt, zoals die molen waar ‘de ene roe twee meter langer was dan de andere, die roe sloeg vast in de grond’. Navraag leerde dat er wel een meetfout was gemaakt, maar slechts een heklat, en dat ‘in de grond slaan’ was sterk overdreven. Meer een soort raken van een grasspriet. Zulke verhalen konden wel een eigen leven gaan leiden.

Fouten maak je.... als je er dan maar van leert, dan kom je verder. Roddelen kan op zich geen kwaad denk ik, zolang je maar niet andere mensen beschadigt met verhalen die niet kloppen,  of bewust alleen de slechte dingen noemt en de goede vergeet. Als hobby ben ik organist in kerkdiensten, maar ook in de orgelwereld wordt heel veel geroddeld over anderen en heftig gediscussieerd. Alleen kunnen meningsverschillen  daar dan zelfs tot rechtszaken leiden, zoals bij de Der Aakerk in Groningen. Zover is het in molenland voor zover ik weet niet gekomen.  Aan  de andere kant wordt bij orgelrestauraties vaak veel meer aandacht aan technische of historische details besteed dan bij molenrestauraties.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Veel wind of geen wind

Blog 9 - Noordhof en Boekestijn

Moderne oude man