Blog 25 "Helpt uw Medemens"

  

Franse steen in Haamstede (foto Jan Kies)

“Helpt uw medemens”

Toen ik in de zomer van 1977 naar Schiedam kwam, was huisvesting een probleem. Dankzij de Stichting en de gemeente had ik voorrang, maar in eerste instantie kwam ik in een pandje aan de Sommelsdijksestraat. Die huisjes zouden  worden afgebroken,  maar de Stichting “Helpt Uw Medemens” verhuurde ze aan mensen in nood zoals ik. Ik moest bij een mevrouw thuis komen om uit te leggen waarom ik dat mooie huisje van haar moest hebben. Veel betaalde ik er niet voor. Niet ver van de haven en dat vond ik wel prima. De Nieuwe Maas was  prachtig met al die bedrijvigheid op het water, kleine sleepbootjes die grote schepen naar en van Rotterdam sleepten. De woonomstandigheden waren niet helemaal van deze tijd, hoewel ik mijn motor gewoon bij huis kon parkeren, dat is in een stad niet vanzelfsprekend. Ondertussen stond ik ingeschreven voor een serieuze woning en in deze zomer kreeg ik een mooie flat dichtbij de molen. De gemeente was mij sowieso ter wille want ik kreeg via de burgemeester  - een groot molenvriend - vrijstelling van dienstplicht wegens onmisbaarheid.

Sommige ambtenaren hadden het  ‘helpt uw medemens’ wat minder in het vaandel staan. Ik  moest  vanwege de flat papieren invullen, daarvoor naar het Stadskantoor.  Bij de deur stond dan zo’n nummertjesautomaat, er was niemand vóór mij dus ik liep door. Fout. Ik moest een nummertje trekken. Sterker nog, dat moest de portier doen. Een opmerking in de zin van: ik kan zelf wel een nummertje trekken, daar hoef ik geen hulp bij, viel geheel verkeerd. De portier werd ijzig en stond erop dat hij het bonnetje uitreikte. Ik kon /kan slecht tegen dat soort flauwekul, wat eigenlijk machtsvertoon is. Het werd nog gekker toen bleek dat de ‘portier’  dezelfde  persoon was  die achter het loket ging zitten. Mankeerde er nog aan dat hij riep : ‘volgende’. En dan eerst een andere pet opzette. Zulke dingen verwachtte ik bij André van Duyn en Frans van Dusschoten, maar het gebeurde echt. Een dag later moest ik er weer heen, toen was een dame vóór mij die om de een of andere reden  een hoger nummer had. De ambtenaar stond erop dat ik eerst werd geholpen, omdat ik een lager nummer had. “Ja maar, zij was hier eerder.” Niks mee te maken, ik had een lager nummer. Ergens een gevaarlijke manier van denken, slaaf van een systeem zonder gezond verstand.

Een andere keer kwam ik weer voor een formulier, maar toen moest ik kiezen tussen twee loketten. Voor elk loket stond een lange rij. Al voordat ik aan de beurt was, kwam ik erachter dat ik in de verkeerde rij stond. Dat had ik al verwacht, want ik kies altijd de verkeerde rij in een supermarkt o.i.d. Ik begreep, toen ik vlakbij het loket was, dat het formulier dat ik moest hebben bij het andere loket lag. Ik zag een stapeltje vlakbij liggen, ik had  alle tijd ieder papiertje dat in het zicht lag grondig te kunnen bekijken.

Toen ik aan de beurt was zei de ambtenaar: “nee meneer, u staat in de verkeerde rij. U moet achteraan sluiten in de andere rij.” “ Dat dacht ik niet “, zei ik (ook een verkeerde opmerking). Kijk maar, u kunt het formulier zo pakken.” (Helemaal verkeerd, een burger die hem ging vertellen wat hij moest.) Nee, dat ging hij niet doen.  Dat liep hoog op, maar ik kreeg de wachtende mensen aan mijn kant en de ambtenaar was toch zo ‘geschikt’ om zijn arm uit te strekken naar het juiste formulier.

Bij het postkantoor vlakbij de molen kwam ik als secretaris van het AKG vaak, om post te versturen dan wel af te halen. Daar kreeg ik bonje omdat ik me op een goeie dag niet kon legitimeren. “Hoeveel meelbalen komen hier elke dag (tikkeltje overdreven) post halen of brengen voor het AKG? Ken je me nou nog niet?” Lukte niet, dus ik liep boos weg. Rob, een stukje nuchterder, wist me dan wel weer naar de post te krijgen, met rijbewijs als legitimatie. Want je verliest het, als je al te dwars bent, komt je met instanties in problemen.

Voortrekkers

De Vrijheid draaide nu alweer drie jaar voor De Echte Bakkers, ondanks problemen die er natuurlijk ook wel waren,  ging de omzet en - wat veel belangrijker is - de winst naar boven. Er was ook een aanzienlijke particuliere verkoop onderin het winkeltje. Molenaars die eerst sceptisch waren,  begonnen door te krijgen dat het wel goed ging daar in Schiedam en benaderden ons. Vragen of er bakkers bij hen in de buurt waren, of wij een geschikte molenaar wisten voor een bepaalde molen (stad Utrecht bijvoorbeeld), of pogingen één van ons naar een andere molen te krijgen. Rob wilde molenmaker worden, en ik was niet toe aan iets anders, kon ik ook niet maken naar de gemeente toe. Aan de andere kant sloeg ik een genereus aanbod van de Stichting af, omdat ik wel een keer naar Oost- of Noord Nederland terug wilde. Maar het was niet zozeer onze verdienste, het  was de combinatie van: leergierige jonge molenaars, Jos Gunneweg, een razend enthousiaste gemeente, Stichting molen De Vrijheid, en vooral een enthousiaste groep Echte Bakkers. Wij beseften niet altijd wat voor luxe positie wij hadden, omdat het Echte Bakkersgilde perse molenmeel af wilde nemen. Het succes van De Vrijheid in combinatie met het Echte Bakkersgilde werkte aanstekelijk. 


Ir. Mans aan het billen in Kloetinge (foto Jan Kies)
Mans had een specifieke manier om de hamer vast te houden.

Ondertussen vertelde Jan Kies over een reis die hij had gemaakt naar Zeeland, dat oudere molenaars daar kritisch waren, zoals Mans in Kloetinge. Schiedam voor en Schiedam na, maar ‘die jongens’ kwamen maar net kijken.  Er werden wel brieven van die strekking naar het AKG gestuurd. Dat was wel te begrijpen eigenlijk.

 Stank

Hoe goed ik het ook naar mijn zin had in Schiedam, er waren ook nadelen. Je kon genieten, bijvoorbeeld op 15 augustus, van een mooie regelmatige wind waardoor ik van alles tegelijk kon doen en overal mooi op tijd was. Dan op de 1e zolder, maalzolder, dan weer eens even genieten van het prachtig lopende gangwerk in de kap terwijl de schuddebak lustig voort tikte, of van de lange schaduwen die de wieken op het gras legden. Op de maalzolder werd het zonlicht steeds onderbroken als er een wiek voor het raampje langs ging, een fascinerend gezicht. Sommige jeugdherinneringen blijven hangen, want het was precies die sensatie die ik meemaakte als kind op de molen van opa in Balkbrug. Ik voelde mij op dat soort momenten heerlijk, en een soort dienstknecht van de Schepping. Maar diezelfde schepping kon ook bedorven worden. Want met al die mooie wind stonk het wel verschrikkelijk uit het zuiden (Europoort) en van beneden (allemaal dooie rottende vis in het  inktzwarte water van de Noordvest.

Soms moesten alle ramen en deuren dicht ondanks het stof, zo kon de lucht verpest zijn. Als je er een tijdje was viel het niet eens zo op, maar wel als ik met de trein van Apeldoorn terugkwam - met een frisse boslucht ingestapt, uitstappend in Schiedam rook je iets anders. Niet goed voor de luchtwegen. Wij hadden een goede klant in Spijkenisse. Als je daar vanuit Schiedam heen reed, zag je er soms zulke rare groenige en gelige luchten, dat ik er een soort inferno-gevoel bij kreeg.  Een vriend die zeezeiler was, vertelde me wel eens dat er van België tot voorbij IJmuiden een vieze damp boven de vaste wal hing. Pas in de kop van Noord Holland en in het noorden des lands was de lucht schoon.

Een paar dagen later was de wind west, zo’n prachtige heldere zeelucht, toen heb ik een aantal  ramen  open gezet. De wind was zo regelmatig, dat ik met twee koppels stenen ging malen,  daar merkt zo’n lange vlucht niet veel van. Als de wind onregelmatig is, merkt de molen het wel. Hij gaat dan nog onregelmatiger lopen, heeft weinig zin.

Het weekend had ik een heel interessant gesprek samen met Frans, met Jan ten Have. Ik heb  dat opgenomen, kom ik nog een keer op terug.

 Staal

IJzer in een steen wil je niet, dat is slecht voor de steen en ook niet fijn in het brood. Daarom hadden wij magneten boven de stenen. Dat ging toch fout omdat een compleet kogellager stuk liep en in de tarwe kwam.  Ze waren de magneet gepasseerd, die ze blijkbaar niet kon houden.  Gelukkig stond ik toevallig bij de 16der steen toen het gebeurde. Het was alsof de molen werd afgebroken, dus onmiddellijk lichten maar zodra ik de steen ook maar iets bijhield leek het  weer op een aardbeving. Er zat niets anders op dan de steen los te nemen. ‘s Avonds hielp Jan Kies mee, toen bleek dat er kogels van het lager zich hadden vastgezet in de grote (poreuze) gaten van de loper. We moesten ze eruit slaan. De ligger had een paar lelijke sporen. In Peize had ik dat ook eens meegemaakt, we waren met de voersteen aan het malen en ineens daverde alles. Ik dook onwillekeurig in elkaar, Bart moest daar om lachen en lichtte de steen. Vroeger kwam dat schijnbaar vaker voor, de reiniging was niet zo goed als nu. Schokker  vertelde dat ze wel eens probeerden met maïs het ijzer uit de steen te krijgen. Het slechtere reinigen had ook tot gevolg dat de stenen veel harder sleten dan nu (vanwege zand dat meekwam). Over het malen van zand, maar dan met opzet, volgend blog meer. 

Reacties

Populaire posts van deze blog

Veel wind of geen wind

Blog 9 - Noordhof en Boekestijn

Moderne oude man