Blog 27 Stenengedoe
Billamp van Piet Snoep en opa's oude hamer, zo komt Jan Splinter door de winter |
16der
Eind sept/begin okt. 1978 - Al de eerste zak na het aanbrengen van
de nieuwe kerf, maalde de steen zachter dan voorheen; wel een wat korte zemel
maar dat was logisch. Hij moest nog inmalen, ‘paren’ zoals Frans zei. Hobbelen -
wat de steen soms een beetje deed bij snel wisselende toerentallen- was over.
Weer eens vergadering AKG in Maarsbergen, daarna moeders jarig in Apeldoorn en
maandag naar het ziekenhuis in Nijmegen, waar Mina Gunnewick ernstig ziek te
bed lag. Ik zou haar niet levend weer zien.
9 oktober - Een zakkenklopper opgehaald bij Galama in Gouda
(weer mooie verhalen dus), en naar Goudriaan in Ouderkerk a/d IJssel. Ze werken
daar nog steeds met (blauwe) stenen. Eikelhof, de nieuwe molenaar, was best
wel open; hij had nog bruikbare adviezen en hij vond het prachtig dat het goed
ging met ons. ‘Ik verlies liever geen omzet, maar liever aan jullie dan aan de
fabriek’. Een tijdje geleden was een molenaar tijdens het verrollen van een
steen verticaal over de houten zolder, door de opzij vallende steen doodgedrukt.
Niet proberen tegen te houden, zei Eikelhof. Gewoon laten vallen. Dat advies schoot mij jaren later te binnen, en redde waarschijnlijk mijn leven.
24 oktober - Prachtige wind , 115 zak meel, alleen met de
16der. Niet ver van de 6 ton, dat was wel een topproductie, wel een vrij lange
dag (8-18.30 bijna onafgebroken). Voor koffie stopten we niet, voor de
middaghap heel even. Als het rustig liep, liet ik het meel wel eens in ‘de grote
zak’ lopen (uitdrukking van Arie, die deed dat namelijk ook), d.w.z op de
zolder, dan kon ik even iets anders doen beneden. Na de koffie schepte ik dat
weer in de zak, zou tegenwoordig qua hygiëne niet meer mogen. Als ik niet naar
een AKG vergadering had gemoeten, waren we verder gekomen. De vergadering was
bij ons, Jochijms en Voet kwamen kijken
op de molen, zeer onder de indruk van die grote molen. De volgende dag voor het
AKG naar Wanroy.
Motorsteen los, en Eikelhof kwam even kijken. Dat kwam mooi
uit, want de stenen vroegen teveel graan, waardoor je een licht schreeuwend geluid hoorde. Dat was vooral zo toen een
week eerder een aantal molenaars van de opleiding in Wageningen bij ons kwam kijken. Dat was de eerste keer dat we de
nieuwe oogst maalden en dat ging moeilijker. Zul je net hebben, daar hebben we
geen goede indruk mee gemaakt. Hartgerink, die er ook bij was, was wel positief
over het meel, dat scheelde nog weer.
Meer geven leidde tot te warm meel. Bovendien maakte de aandrijfas meer
bijhouden van de loper onmogelijk. De ligger zou omhoog moeten.
Volgens Eikelhof moest de steenbus gelijk met de ligger
zitten of er iets onder, hier zat hij er ver boven. Beetje lastig punt omdat
Berkhout juist verteld had dat bij hem een laag zittende steenbus de oorzaak
was van hobbelen van de steen (de schrik van elke molenaar) - de wat licht
uitgevoerde bolspil in Oudorp ging, omdat hij ver boven de steenbus uitstak,
licht doorbuigen met alle gevolgen van dien. Hier in Schiedam zaten de rijnen
omhoog gebogen diep in de stenen om mout ruimte te geven. Het waren lastige
rijnen: schuin oplopende viertaksrijnen, die maar een beetje rommelden op de kop
van de bolspil. Echte balanceerrijnen had zeker geholpen, maar dat mocht
niet van de Monumentenzorg. Zo moesten we ons wel eens aanpassen, op zich niet
gek op een oude molen. Maar we haalden de ligger toch iets omhoog.
We haalden de rij erover:
de gladde buitenkant van de loper bleek onder de rij te zitten, en
navenant bij de ligger andersom. Op de loper het hoge stuk afgeslagen en de
buitenkant breder laten uitlopen - een brede kerf slijt minder hard. De ligger
andersom. Een - bleek later - heel goed advies van Eikelhof was de kerven in de
krop van de loper flink in te korten. Want, zei hij: ‘ de maalbalken snijden, dus gooien ze het graan meer onder de steen dan als ze er niet staan’. Dat
bleek te kloppen, want daardoor verdween het licht vragende geluid in de steen.
Dat advies heb ik later wel vaker met succes toegepast. Eikelhof en een
leerling van hem (ik weet de naam niet meer) hadden dezelfde fanatieke houding
naar blauwe stenen als ik, dat was leuk. Theoretisch proberen uit te zoeken
waarom stenen reageren zoals ze reageren vonden we alle drie interessant. Later
troffen we elkaar nog op een busreis naar de steengroeven in de Eiffel, waar
vroeger de blauwe basaltlava-stenen gewonnen werden. Daar heb ik nog een mooi
mini koppeltje blauwe stenen aan overgehouden.
John van Ham kwam de gelederen versterken, eerst was hij
vrijwilliger, later beroeps. Zo konden wij met drie man een productie van 15-18 ton
malen, waaronder veel geplette. John zou helpen om de onderaandrijving te
verbeteren. We gingen eerst de rijn opnieuw in de loper plaatsen, want hij lag
iets scheef. Omdat de rijn van onderen schuin was, betekende iets verschuiven
ook scheef zetten, erg lastig maar met z’n tweeën gaat het beter. Jos Gunneweg
vond het ‘kraantje’, dat maakte het werken makkelijker. De steenbus werkte zich
los, wat ook een teken was dat er iets niet goed liep. De ligger bewoog tijdens
het malen, dus we hadden wel wat te doen.
Uiteindelijk zijn we daar uren mee aan het prutsen geweest, maar het was
wel leerzaam. Voorlopig bleven we
worstelen met een schuddende maalstoel, waardoor het strijken niet in orde was.
Met z’n drieën of vieren van alles uitgeprobeerd. Aanvankelijk had Rob de rijn
in het midden gelegd, maar mooi balanceerde de steen niet. We hadden ergens het idee opgeduikeld dat je een loper
het beste kon uitbalanceren op een hoekijzer. Daar is Rob geduldig een tijd mee
bezig geweest, en inderdaad streek de loper als hij langzaam draaide heel mooi.
Maar op toeren stond de maalstoel te schudden. Er zat blijkbaar een zwaar punt
in het gesteente zelf, dat er voor zorgde dat de steen dynamisch (op toeren)
heel iets anders deed dan statisch (stilstaand). Het zware gewicht werkte door
de middelpuntvliedende kracht naar
buiten en dus naar beneden waardoor de steen ging slepen, en trekken aan de
onderspil. Toen hebben we de rijn zuiver in het midden gezet. John - precies
mens - had touwtjes met gewichtjes over het midden gespannen. Daarna werd het
nog erger, ook erger dan in het begin. Ik kwam er zo wel achter dat slecht
strijken een goede scherpbeurt teniet doet. De loper had ruimte op de nok van de
spil, en zocht daardoor zijn eigen weg. We zetten toen contragewicht op de loper, maar daar
moest erg veel (40 kg) op. Wij waren erg
blij destijds met deze stenen toen we ze kregen, maar nameten leerde ons dat de
loper aan één kant 2 cm dikker was dan de andere kant. De steen was bovendien
niet rond. Daarop besloten we
steenmateriaal van de bovenkant weg te halen door eerst gaten te boren van 2 cm diep en
daarna steen weg te hakken. Rob, Jan en ik wisselden elkaar af, een oud zeil
eromheen gespannen om al dat steengruis niet op de maalzolder te krijgen. We
kwamen de scherven steen zelfs op de stortzolder tegen. Daarna een beetje lood
aan de lichte kant - het had dus wel geholpen -, de ligger steviger en beter
gelegd, een leertje aan de zijkant van de nok gelegd. De voor tarwe malen
eigenlijk veel te lompe schuddebak een zo licht en zo regelmatig mogelijke inslag gegeven. Toen was het werkelijk beter, ook te zien aan
een rustiger staande ampèremeter. Het stroomverbruik was, omdat wij ondieper waren gaan billen, in de loop van de tijd gezakt van 20-22 naar 12-14 KWh. Mogelijk ook omdat Henk Vaags de steenspil
had vrij getrokken en had vervangen door een klein ‘speelmannetje’. De aanslag
was daardoor veel fijner dan met die grote spil erop, en het kost minder kracht
om mee te slepen. Daar was ik blij mee, maar ik gebruikte die steen daardoor
nooit met de wind (volgens mij niet nodig). Dat is iets - hoewel men het toen
van mij accepteerde - , wat later is teruggedraaid. Uiteindelijk werd het
strijken vooral beter toen de door John ontworpen verbeterde onderaandrijving
er kwam - maar dat zou nog even duren. We zouden eerst nog een hoop gezeur met
de oude onderaandrijving krijgen.
Een paar weken later kwam ik terug van een AKG vergadering. Rob was met de wind aan het malen, maar er was niet veel, dus ik zette toch maar even de motorsteen aan. Al snel kreeg ik problemen: meel te grof - bijhouden - veel te fijn, en een ampèremeter die slingerde als nooit tevoren. Motor viel uit. Met gelichte steen weer opgestart, toen stond de ampèremeter veel lager dan normaal : de motor draaide wel maar de steen niet. Het bleek al snel dat de koppeling volledig was versleten. Ook het taatslager was stuk. Toen we met een paar man het spul demonteerden, bleek dat de onderspil niet eens meer op het lager rustte, maar op de zolder. Geen wonder dat we problemen hadden met een schuddende maalstoel en een slecht strijkende steen: de onderspil zat niet meer gesloten. Het is gerepareerd, maar John moest nu echt een nieuwe koppeling ontwerpen. Beckers had hier al voor gewaarschuwd (te lichte constructie, die gaat het niet houden). Hoewel zijn voorstel voor een riemschijf met motor in de kant werd afgewezen, vroegen we hem wel nog een keer te komen en advies te geven over de constructie van de nieuwe koppeling. Beckers had het over een moment van 4-5 ton, dat op het geheel kwam te staan.
Reacties
Een reactie posten