Blog 39 - ....en verder
![]() |
Bardowick Zomer 2021 |
Ten Have e.a.
Er waren mensen die de voordelen van Bilau wel zagen, maar
het eenvoudiger wilden uitvoeren. Dat zijn types als Van Riet, Ten Have en
Beckers. Ten Have is het meest toegepast, vooral in de Achterhoek waar de Ten Have's woonden (Vorden en Aalten), maar ook op ‘Het Roode Hert’ in Oudorp (bij Alkmaar). Niet helemaal toevallig,
omdat Arie Berkhout en Frans Gunnewick heel goede vrienden waren. Jos Kors, die
jaren met 'Het Roode Hert' heeft gewerkt, kende de voordelen en kreeg het voor
elkaar dat ook zijn huidige molen, ‘De Zandhaes’ inmiddels - tot grote
tevredenheid - door Vaags (Henk Vaags was ook een voormalige werknemer van Ten Have) is voorzien van Ten Have kleppen. In principe werden ze op één roe
toegepast. Ten Have vond meer niet nodig, de andere roede werd wel
gestroomlijnd maar draaide leeg mee, ook zonder zeil. Jan ten Have, met wie ik
een aantal keren over dit soort dingen heb mogen praten, zei het zo: "je doet
met die remklep al veel meer dan met gewoon zeil en het is veel praktischer." Met
andere woorden (Frans Gunnewick) “je hebt er geen omkijken naar”. En daar ging
het om , het waren bedrijfsmolens en steeds op de juiste zeilvoering letten is
veel te lastig. Guus Beckers, die bij Ten Have had gewerkt maar later voor
zichzelf begon, plaatste in Nieuw-Wehl zelfs geen kikkers op de zeilroe. Deze
remkleppen zijn meestal gecombineerd met een doorboorde as, wat mij een stuk
veiliger lijkt dan de liertjes die Van Riet - Ten Have soms ook - toepaste.
Van Riet voorzag in Nispen al in de jaren dertig beide roeden van remkleppen, dus eigenlijk veel dichter bij Bilau. Herman Groot Wesseldijk, (alweer) een voormalig werknemer van Ten Have, durfde het aan om vier remkleppen te plaatsen bij Jan Jochijms in Groesbeek. Er waren molenaars die dat gevaarlijk vonden, zeker met fokken, maar volgens wijlen Jan Jochijms en volgens bijv. ook Hans Titulaer valt dat wel mee. Groot Wesseldijk plaatste ook vier remkleppen met fokken op de molen van Eckhard Meyer in Bardowick. Die molen is nog volop in bedrijf als tarwe-en roggemaalderij. Diens vader had de molen laten ontwieken, maar het bedrijf is altijd wel doorgegaan. Eckhard heeft, geïnspireerd door zijn collega Steenblock in Spetzerfehn, de molen laten restaureren en nu heeft hij zelfs plannen er een molen bij te bouwen!
Frans was geen voorstander van de combinatie fok-remklep, omdat de fok zo hard trekt dat de remklep hem niet houdt. Neusremkleppen in de fok helpen natuurlijk wel. Toch vond hij de combinatie remklep-Van Bussel beter. Remklep-Dekker zoals bij ‘De Bataaf’ of vroeger bij Berkhout in Oudorp vond hij voor een tarwemolen ook minder geschikt. Voor een pelmolen als ‘De Leeuw’ in Oldehove is dat een ander verhaal.
Dichtslaande kleppen
Zelfzwichting, zoals die in Groningen en Friesland algemeen was, kwam in de jaren ‘twintig en ‘dertig ook in de Achterhoek wel voor (aldus Frans Gunnewick), maar kreeg al snel een slechte reputatie omdat verschillende molens verongelukten door het dichtslaan van de kleppen door wind van achter. Datzelfde maakte dat bijv. Jan ter Voorde als jongeman zo geschrokken is van het verongelukken van de molen van Kamphuis in Gramsbergen, in 1925, dat hij afzag van plannen in die richting voor hun eigen molen.
Discussies in ‘De Molenaar’ zijn verdeeld, hoewel de gemiddelde Groninger molenaar heel positief was. Dat heeft zeker te maken met de wijze van uitvoeren, met doorboorde as is het veiliger, maar zelfzwichting vraagt toezicht. Recente ongelukken in Duitsland bewijzen dat ook weer eens. Daar komt dan het probleem van de windroos nog eens bij.Een blok tussen de pensteen en
de slee kan helpen, maar is geen garantie. Ik heb zelf in de jaren ‘80 kunnen
zien dat bij de molen van Peize ondanks een dergelijk blok een end volledig
dicht was gedrukt, twee enden half. Eentje stond nog wel open. De zware
gietijzeren stang stond bol als een hoepel. Borghaken op de treklatten zijn
veel effectiever. Dichtslaan is dan
vrijwel uitgesloten, maar je kunt het er beter niet op aan laten komen. ‘Op de
schamper’ zei Barteld Sikkens in Munnekezijl. Ook daar was de molen verongelukt
door het dichtslaan van de kleppen in een bui (plotseling ruimende wind).
Sikkens zei dan : ‘ die rommel komt er hier nooit meer op, Als ik de
zelfzwichting voor niks kreeg en ik moest de zeilroe betalen, dan kwam er nog
de zeilroe op”. Hij draaide toen eigenlijk alleen op de fokken, zeil kwam er
eigenlijk niet voor. Zelfzwichting vraagt minder toezicht als de molen werkt, maar juist meer als hij stilstaat, vergeleken
met een zeilroe.
Ook een Ten Have kan dichtslaan,
maar dan juist van voren. Net als Bilau, zie de vorige blog. Borgen is dan ook geen overbodige luxe. Arie
Berkhout probeerde dat eens uit bij een storm, en inderdaad sloeg de Ten
Have-remklep dicht. Frans Gunnewick had van zijn vader geleerd om bij
Zuidoostenwind altijd de molen te kruien op het Zuidwesten aan het eind van de
dag, ook al waaide het nog zo hard uit het Zuidoosten. De volgende dag gewoon
weer terug. Frans had daar de volgende dag geen zin in, maar ‘s nachts haalde
zijn vader hem het bed uit: ‘wat heb ik oe ‘ezegd? Kruien, noe!’ Het waaide
hard uit Westen. Sindsdien deed Frans het ook. Dat is vanwege het soort ramp
als in Gramsbergen, dat kwam bij wind van achter vaker voor, ook bij
zeilroedes. Blijkbaar had vader Antoon dat zelf ook ergens gezien of ervan
gehoord. Ik deed het zelf daarom ook, wat zeker niet door elke vrijwillig
molenaar werd begrepen. Ik had ook de ellende gezien na de storm van 13
november 1973. Noorderhoogebrug, Niebert, Burum, (alle zelfzwichting) en
Roderwolde (zeil) stonden op het Zuidoosten en bij alle vier was er enorme
schade als gevolg van het dompen van de as door storm uit het Noordwesten.
Ommen (de Coöperatiemolen) stond er ook raar bij.
Aan de andere kant was er toen
ook schade bij molens die met de kop in de wind stonden, zoals Balkbrug en
vooral Amsterdam (De Gooyer), waar het wiekenkruis in het water belandde. ‘Op
de schamper’, wat Sikkens zei: niet recht op de wind maar er iets naast. Mijn
opa-molenaar zette de molen ‘op snee’, bijv. met een Zuidwester storm ging de
molen op het Noordwesten. Vastzetten met kettingen zoals nu gebeurde eigenlijk
niet. Frans vertelde wel dat bij zware storm de molens in het kruis gezet
werden (betere belasting) maar dan soms niet zo bleven staan maar iets in de
vang liepen (napraamden). De één stond dan zus, de ander zo. Dat was dan wel
overdag. Extra gewicht op de vangbalk, een stuk hout tussen een kam en de vangbalk, en vooral kruien. En zo lang
mogelijk doordraaien, de molen stond dan rustiger. Stutten in het bovenwiel
zoals in Groningen gebruikelijk, gebeurde meestal niet, Jan ten Have was daar
bijv. een tegenstander van. Hij zag liever dat je erbij bleef, of anders een
ketting aan de roe legde met speling zodat de vang kon napramen. ‘Met een touw
aan de roe ben je sterker dan met een zwaar stuk hout in het wiel’. Hij zei dat
vroeger met de houten assen molens in het Noorden door die stutten soms de as
kapot draaiden. Een blok onder de vulhouten van de as vond hij helemaal
verkeerd, omdat je dan de as gaat oplichten als hij toch in beweging komt. Maar
er zijn natuurlijk stormen zoals de cycloon van Borculo, waar niets tegen
bestand is.
![]() |
Soms is zo'n touwtje misschien genoeg..... |
Reacties
Een reactie posten